Wetgeving jaarlijkse vakantie lichtjes aangepast en verduidelijkt (art. 30 – 31 DB sociale zekerheid)
25.08.2014De wet houdende diverse bepalingen inzake sociale zekerheid brengt een aantal verduidelijkingen en kleine aanpassingen aan in de wetgeving rond jaarlijkse vakantie.
Aanvullende vakantie: verduidelijking van de begrippen
Eenvormige definitie begrippen arbeidstijd
De aanvullende vakantie verschilt immers van de andere soorten vakanties voor wat betreft de regels inzake cumulatie met RIZIV-uitkeringen, maar ook bv. voor wat de codering betreft in Dmfa. Vandaar de noodzaak tot de opname van de aanvullende vakantie in de bepalingen in het hoofdstuk “Schorsingen” via de aanpassing van artikel 17 en de invoering een aparte definitie in een nieuw artikel 19quater in het KB van 10 juni 2001.
Beide aanpassingen zijn louter verduidelijkingen en hoewel ze retroactief in werking treden op 1 april 2012, hebben ze geen verdere impact. Het betreft immers het vakantiejaar 2012 waarin de werknemers hun rechten op aanvullende vakantie al hebben kunnen gebruiken, zoals voorzien door de wet en overeenkomstig de wens van de sociale partners.
Vakantiegeld gelegenheidswerknemers
De sociale rechten van de gelegenheidswerknemers in de horeca worden sinds 1 oktober 2013 berekend op een forfaitair loon (artikel 41bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969). Voor de berekening van de sociale rechten wordt dit forfaitair loon aan de hand van de gepresteerde uren geproratiseerd op basis van 7,6 uren per dag.
Ook vakantiegeld is een sociaal recht. De wettelijke berekeningsbasis voor dit vakantiegeld ligt vervat in artikel 9 van de gecoördineerde vakantiewetgeving van 1971. Volgens dit artikel moet het vakantiegeld berekend worden op het tijdens het vakantiejaar verdiende brutoloon omdat deze bepaling nog niet was aangepast.